Wat mij betreft krijgt stapelkorting een twijfelachtige eer. Zo’n verleidelijke aanbieding van véél van eenzelfde product. Ik trapte er ook in. Met schoonmaakmiddel. Ik zou er zo minstens een jaar mee kunnen doen. En achteraf stel ik mezelf de vraag of de aankoop de korting wel waard was. Die flessen nemen nogal wat spaarzame kastruimte in. Dus niet. En omdat later ook nog blijkt dat ik voor het schoonmaken van mijn te vuile oven beter een ander product had kunnen aanschaffen. Mijn stapelkorting aankoop was geen miskoop, het komt heus wel een keer op, maar efficiënt is anders.
De vergelijking tussen de stapelkorting en het onderwijs drong zich recentelijk aan me op. Het PISA rapport verscheen en dat bood geen nieuwe maar wel schokkende inzichten die de noodzaak van een grondig oppoetsen aantonen! De minister suggereert dat meer voorlezen door grootouders gaat helpen. Ik lees elders: meer leesmotivatie, dat ondersteunt. Of meer bibliotheek inzet. Waardering voor alle positieve bijdragen, uiteraard. Ik denk dat er expliciete aandacht nodig is voor het kernprobleem waar alles om draait: het antwoord op de vraag hoe goed om te gaan met de verschillen tussen de leerlingen.
Dus niet nog méér van dezelfde tools, materialen of werkvormen maar de inzet van gedifferentieerde efficiënte middelen die bewezen hebben te werken.
Een spray die streeploos laat spiegelen, geurstrips die lekker opfrissen en wax waarmee je goed kunt blijven wrijven tot het glanst. Praktisch gezien betekent dit dat leerkrachten handhaven wat werkt en wat nodig is: goed effectief instructie geven voor die leerlingen die dit ook nodig hebben. In 2011 luisterde ik in New Orleans naar Richard Allington die me zo raakte met zijn woorden: ‘Als we weten wat werkt, waarom doen we het dan niet?” (Eigen bron, IRA, 2011). En dat betekent dat nogal wat, kids die er niet vanzelf komen, instructie nodig hebben waarbij meer van hetzelfde op gemiddeld groepsniveau niet toereikend is. Hoe kunnen leerlingen plezier hebben in lezen als ze niet kunnen lezen? De vaardigheid onderbouwt het plezier. En plezier heb je en houd je als je mag lezen wat je wilt lezen: veel exploratie gelegenheid om vaardigheden uit te bouwen. Juist voor de risicolezers.
Veel toegepast genrerijk kunnen lezen, informatief en verhalend, zowel print als digitaal. Die variabiliteit in een aantrekkelijk geëtaleerd aanbod integreert ook het gedifferentieerde niveau van de bronnen die worden aangeboden.
Laat de groeperingswijzen bewust variëren: soms (licht) heterogeen zoals het tutor lezen, soms homogeen zoals duo- of maatjes lezen, soms in een kleine (homogene instructie) groep bij de leerkracht.
Ik wil ook suggereren: flip het lesmodel, draai de fasering om. Opvallende leerlingen die meer aandacht nodig hebben, krijgen dit ook als eerste aangeboden. Ik kom in veel groepen en heel vaak zie ik lesmodellen die verlengde instructie integreren aan het einde van een les. Als de focus op leren aan het afnemen is, de groep onrustig wordt doordat leerlingen onnodig lopen, de ‘klaar’ opdrachten niet helder zijn of er ‘overlegd’ mag worden zonder een duidelijke opdracht voor wat betreft de opbrengst van de samenwerking. Het geeft ‘ruis’. Omdat de routines van het zelfstandig werken niet echt zijn geborgd. Leerlingen die afhankelijk zijn van extra intensieve instructie komen daar in een dergelijke werkwijze onvoldoende aan toe omdat hun leerkracht andere zaken te managen heeft.
Ook aan de basis van de differentiatie: de afweging welke leerstofaspecten er noodzakelijk met de hele groep moeten plaatsvinden (zie schema) en wat in de subgroepen verder ingeoefend kan en moet worden. Vanuit de onderbouwing dat de groepsinstructie het werk in de subgroepen voorbereid heeft. En wat de subgroepen betreft, bedoel ik geen circuitmodel, dat is voor in de gymzaal. Ik bedoel het werken in subgroepen met opdrachten die afgestemd zijn op de leerbehoeften en op basis van observatie en diagnostische toetsing; geen bezigheidstherapie met ‘shut-up-sheets’. Er zijn leerlingen gebaat bij betekenisvol (herhaald) begeleid oefenen; er zijn leerlingen die met prikkelende vraagstellingen met bronnen aan de slag kunnen. Hoe kunnen ze plezier houden als ze niet worden uitgedaagd?
Voorbeeld aspecten lees-en schrijfvaardigheid, hele groep instructie:
• Directe expliciete instructie van vaardigheden: fonemisch bewustzijn, klank-tekenkoppeling, leren decoderen, vloeiend lezen (o.a. lezen met expressie), strategisch toepassend lezen (aanleren vaardigheid)
• Begrijpend luisteren/kijken. De inzet van thema gerelateerde bronnen om het begrip omtrent een onderwerp te verdiepen.
• Verdiepend lezen: het leren begrijpen van een complex (stukje) tekst.
• Directe expliciete instructie van vaardigheden: handschrift, spellen - dictee/grammatica, basisvaardigheden vloeiend leren schrijven. Of een schrijfproduct leren opleveren waarbij gebruik wordt gemaakt van een mentortekst, als voorbeeld voor het schrijven van een eigen tekst. Van lezen -> schrijven maar ook andersom!
Naast instructie op de basisvaardigheden taal bepleit ik veel gelegenheid voor integraal toepassend lezen en schrijven (en spreken en luisteren). Dus niet ‘stapelen’, maar integreren. Dat wil zeggen: de tekst (bron) wordt voor verschillende doeleinden ingezet. Een motiverende betekenisvolle op het thema aansluitende wereld oriënterende (informatieve of verhalende) tekst kan gebruikt worden voor een technisch leesinstructie, voor woordenschat uitbreiding, voor woordenwerk. Daarna kan er verder ‘nagedacht’ worden over de tekst omdat de leerkracht met dit type waardevolle teksten in staat is vaardigheden te demonstreren die nodig zijn om de tekst betekenis te geven waardoor er geleerd wordt van een dergelijke bron.
Voor nog meer praktische uitwerkingen verwijs ik naar het artikel van collega Bianca Lammers ‘Lezen, niet meer, maar anders’ op onze website (https://www.onderwijsadviseurs.com/blog) en mijn artikel dat eerder verscheen in JSW: ‘Begrijpend lezen en transfer’ (JSW, 07 2019)( https://www.onderwijsadviseurs.com/artikelen)
Comentarios